|
||||||||
Veertig jaar zal het geleden zijn komende zomer….Toen zagen we op Brosella een festivalconcert dat nog altijd intact op onze innerlijke harde schijf bewaard is bij de absolute hoogtepunten van de vele live-muziekjes die we in de loop der tijden mochten meebeleven. De band die ons toen zowat omver blies kwam uit Hongarije en heette Vizöntö en de kleine lettertjeslezer in ons, die toen al bestond, leerde dat de leider van de band Károly Cserepes heette en u begrijpt dus onze verbazing, toen deze CD in ons bespreekbakje terecht kwam. De link et toen was snel gelegd, maar er moest wel enig opzoekingswerk gebeuren om de vier decennia in te vullen, die sindsdien verstreken. Het blijkt al snel dat Cserepes allesbehalve stilgezeten heeft: ruim anderhalf dozijn platen, filmscores, toneelmuziek…de man deed het allemaal en de jongste jaren blijkt hij zich een faam bijeen gewerkt te hebben als remixer, maar dan niet eentje in de klassieke zin van het woord. Een “gewone remixer zet delen van één bepaalde opname in andere verhoudingen neer, maar wat Cseperes doet, is bestaande opnames een volledig nieuw jasje aanmeten. Een lied van tientallen jaren oud, wordt, middels elektronische middelen van vandaag, aangekleed met nieuw geschreven muziek, waarbij zowel instrumentatie als ritme er helemaal nieuw gaan uitzien. Cserepes deed da al eerder op “Blacklake” en “My Name is Elvis” en deze keer gaat hij op reis doorheen het Karpatisch bekken. Hij komt van die reis terug met liederen en dansen uit eigen Hongarije, Roemenië, Oekraïne, Slowakije, Servië en Griekenland. Hier en daar herken je stukjes van de originelen, maar meestal is het resultaat redelijk verbluffend en helemaal opgefrist. Met veel plezier hoorden we in “Csángo Girl” onze eigenste Tcha Limberger en konden we ons ook moeiteloos flarden van de “Hutsulkka” van de Oekraïense Hudaki Village Band herinneren. Dit is het leuke aan deze plaat: al is alles grondig door de mangel gehaald, de herkenningsmomenten en de verrassende effecten zorgen ervoor dat deze plaat, met haar acht nummer toch 53 minuten lang, niet aan monotonie gaat lijden. Ik besef het: dit is wellicht niet voor iedereen weggelegd, maar mensen met een beetje avontuurlijke oren, zouden eens naar de openende bewerking van Bela Bartok’s “Roemeense Dansen” moeten luisteren: ze zullen er snel overtuigd zijn dat deze plaat heel veel lekkers bevat. De plaat kwam een paar weken geleden de Europese wereldmuziek-charts binnengeschoven en ik heb niet de indruk dat ze daar snel uit zal verdwijnen. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||
|